Uitspraak inzake eis Martinair-vliegers tot herplaatsing bij KLM
Alle vorderingen die een groep van 92 Martinair-vliegers tegen Martinair, KLM en de VNV hebben ingesteld op basis van rechtsoverweging 49 uit het vonnis van 4 april jl. in de OVO-zaak van de vrachtvliegers, zijn vandaag afgewezen door de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. Zij eisten dat Martinair zou worden veroordeeld de 37 ontslagaanvragen bij het UWV in te trekken. Daarnaast eisten zij dat Martinair en KLM zouden worden veroordeeld om met een groep Martinair-vliegers te onderhandelen over herplaatsing bij KLM, waarbij de VNV dat overleg zou moeten gedogen.
De voorzieningenrechter oordeelt dat uit rechtsoverweging 49 niet kan worden geconcludeerd dat KLM overtollige vrachtvliegers boven de sterkte in dienst zou moeten nemen. De interpretatie van Martinair-vliegers dat dit wel zo zou zijn, gaat volgens de voorzieningenrechter veel te ver. De 263 posities waarnaar wordt verwezen, zijn al vervuld. Van KLM kan niet worden gevraagd deze vliegers te ontslaan ten behoeve van de Martinair-vliegers.
Verder wijst de voorzieningenrechter erop dat in rechtsoverweging 49 sprake is van een inspanningsverplichting tot herplaatsing en niet meer dan dat. Hij overweegt ook dat KLM en de VNV terecht hebben aangevoerd dat VNV als cao-partij niet zomaar buiten spel gezet kan worden bij het overleg zoals dat door de vrachtvliegers wordt gevorderd.
De voorzieningenrechter komt verder tot het voorlopige oordeel dat de inspanningen van Martinair, KLM en de VNV om herplaatsing of andere oplossingen te onderzoeken, voldoende zijn geweest. Dat de Martinair-vliegers van de geboden mogelijkheden geen gebruik hebben gemaakt, moet op het eerste gezicht voor eigen rekening blijven.
De conclusie is dat de door Martinair ingediende ontslagaanvragen door het UWV inhoudelijk beoordeeld zullen worden. Verder hoeven de maatschappijen niet met een groep Martinair-vliegers te onderhandelen over eventuele herplaatsing bij KLM.