De vlucht naar voren van Transavia door snel nog een aantal hubs te openen buiten Nederland heeft gefaald. De Transavia-directie is teruggefloten door de Air France-KLM top in Parijs. De prijsvechter dreigt daardoor vast te lopen.
Het is afgelopen met de avonturen van de Nederlandse prijsvechter. Dat valt op te maken uit de woorden van Transavia-directeur Mattijs ten Brink in een gesprek met de luchtvaartedacteur Yteke de Jong van De Telegraaf.
Er zit veel verstopt in het artikel van De Jong. Ten Brink probeert de aandacht af te leiden door te juichen dat de zeggenschapsdiscussie over Transavia in het voordeel van KLM is beslist. De prijsvechter blijft een 100 procent dochter van KLM en komt niet direct onder de holding in Parijs te vallen:
„We bieden de klant meer keus”, zegt Ten Brink. „KLM heeft bovendien passagiers op vluchten, die weer niet aansluiten op ons vluchtschema.” KLM wilde Transavia ook niet kwijt, omdat ze met de prijsvechter de markt kon bewerken en positioneren.
Stagnatie
Met de terugtrekkende beweging van Transavia voorspelt Ten Brink een zeer matige groei van de maatschappij:
De afgelopen jaren zetten veel prijsvechters vliegtuigen bij op de nationale luchthaven, maar de Transavia-directeur wijst erop dat de gunstige slots bijna allemaal op zijn. „We zullen daarom bescheiden groeien in een markt die op den duur verzadigt”, zegt Ten Brink. De ogen zijn daarom ook op de ontwikkeling van een luchthaven bij Lelystad gericht.
Dit alles leidt tot stagnatie en die gaat onvermijdelijk banen kosten, kondigt Ten Brink aan:
De verwachting is dat het komend jaar 5 tot 10% van het personeel zal verdwijnen. „Digitalisering zorgt voor minder werk op afdeling als commercie. De nauwere samenwerking met KLM kost geen banen.”